Aerobe en anaerobe drempel

Deze drempels zijn van belang omdat zij aangeven in hoeverre er een trainingseffect te verwachten is maar ook hoe lang je dat inspanningsniveau kan volhouden.

Als je gaat bewegen heeft je lichaam meer zuurstof nodig en moet meer CO2 afvoeren. Daardoor ga je in het begin vooral dieper ademen, niet zo zeer sneller. Voer je de inspanning op dan zal alleen dieper ademhalen onvoldoende zijn en zal je ook sneller gaan ademhalen. Dat is de aerobe drempel.
Voer je de inspanning nog verder op dan zal dat op enig moment ook niet voldoende meer zijn. Dan schakelt je lichaam over op een hele snelle maar veel oppervlakkigere ademhaling. Dat is je anaerobe drempel.
De anaerobe drempel wordt ook vaak het omslagpunt genoemd.
Onder de aerobe drempel haalt het lichaam zijn energie vooral uit de vetvoorraden. Daarboven neemt de suikerverbranding (met zuurstof) snel toe. Boven de anaerobe drempel krijgt het lichaam onvoldoende energie uit de verbranding van vet en suikers en zal het daarom suikers gaan afbreken zonder zuurstof om extra energie te krijgen. Dat laatste veroorzaakt een snelle toename van lactaat in de cellen en het bloed. De spieren gaan ‘verzuren’.

Een inspanningsniveau onder je aerobe drempel kan je zeer lang volhouden, maar je conditie verbetert er niet door. Pas bij een inspanningsniveau boven de aerobe drempel ontstaat er een trainingseffect. Dan wordt het lichaam geprikkeld om zich aan te passen zodat het de volgende keer de inspanning beter aan kan. Hoe verder je boven deze drempel komt, hoe sterker de prikkel tot verbetering is.
Een inspanning net boven je aerobe drempel kan je lang, wel 4-6 uur, volhouden. Hoe verder je daarboven komt en hoe dichter bij je anaerobe drempel, hoe korter je dat vol kunt houden.
Voor een inspanning net onder je anaerobe drempel is dat ongeveer een uur, maar dat is wel enorm zwaar. Daarboven lukt slechts enkele minuten.

De hartslag is een goede maat voor moeite die het lichaam ermee heeft om de gevraagde inspanning te leveren. Als de conditie beter wordt kost dezelfde inspanning, lopen of fietsen op dezelfde snelheid, minder moeite en zal de hartslag ook dalen.
Maar de aerobe en anaerobe drempels blijven rond dezelfde hartslagen liggen en vormen daarom een goede maatstaf om je trainingen aan deze gewijzigde conditie aan te passen.

In de EMC-methodiek wordt voor trainingsdoeleinden de hartslagzone tussen aerobe en anaerobe drempel in drieën gedeeld en aangeduid als duur 1, duur 2 en duur 3.
In welke zone u het beste kunt trainen is sterk afhankelijk van uw doel.
Als je vooral voor je gezondheid sport zijn trainingen in duur 2 erg geschikt.
Halverwege de aerobe en anaerobe drempel is in vrijwel alle opzichten ons lichaam het meeste in balans.

Op internet vindt je allerlei formules om je maximale hartslag te berekenen en je omslagpunt. Dat zal wel eens kloppen maar veel vaker niet want de verschillen tussen mensen, ook van gelijke leeftijd of conditie, zijn aanzienlijk. Dat kan soms wel 25 slagen verschillen.