Diabetes of wel suikerziekte (type II) werd voorheen gezien als een chronische ouderdomsziekte. Een ouderdomsziekte is het niet meer, al op jonge leeftijd worden mensen er mee geconfronteerd. Toenemend langdurig overgewicht, weinig bewegen en de consumptie van snel verteerbaar koolhydraatrijk voedsel spelen daar vaak een rol bij.
Ons lichaam wil het glucosespiegel in het bloed binnen een zekere bandbreedte houden. Wordt dat te laag dan zal de lever glucose gaan vrijmaken uit het leverglycogeen. Wordt de spiegel te hoog dan verhoogt de alvleesklier de productie van insuline. De insuline maakt het mogelijk dat de lichaamcellen glucose uit het bloed opnemen. Insuline opent als het ware de poort.
Bij diabetes functioneert dit automatische regelsysteem niet goed meer omdat de lichaamcellen langzamerhand steeds ongevoeliger worden voor de insuline. In de beginfase zal de alvleesklier steeds een beetje extra insuline gaan produceren om de spiegel voldoende omlaag te krijgen maar dat stopt een keer. Daarna zal er hulp moeten komen van medicijnen en/of het injecteren van insuline om de spiegel voldoende omlaag te krijgen.
Maar inmiddels is duidelijk dat diabetes minder chronisch is dan lang werd gedacht. Maar dat vergt wel een verandering van levensstijl. Voor de hand ligt dat een beperkt koolhydraatgebruik hierbij helpt. En dan met name een beperking van de snel verteerbare (hoog-glycemische) koolhydraten.
Als de glucosespiegel minder stijgt door aangepast eten is er ook minder insuline nodig.
Dat kan ook helpen bij het afvallen, een probleem voor veel mensen met diabetes. En ook met het krijgen van meer energie. Een hoog insulineniveau remt de vetverbranding in ons lichaam en dat maakt afvallen lastig.
Maar het betekent ook dat het lichaam zijn energie voornamelijk uit de glycogeenvoorraden gaat halen, met name het spierglycogeen. Nu heeft een gezond lichaam maar een beperkte glycogeen voorraad. Meestal genoeg voor ongeveer een dag normale activiteiten. Maar een gezond lichaam gebruikt in rust en bij rustige activiteiten vooral vet als brandstof. Als je diabetes hebt zal je lichaam, vanwege het hoge insulineniveau in je bloed, veel minder vet en meer glycogeen gebruiken in rust en bij rustige activiteiten. Je glycogeenvoorraden zullen snel leeg raken en als die laag zijn ben je moe en futloos.
De insulinegevoeligheid wordt voor 80% bepaald door de conditie van je spieren. Met name je grote spieren zijn hierbij van belang.
Dat bewegen goed is weet je wel. Maar het opbouwen van conditie gaat verder dan een stukje lopen of fietsen. Daarvoor is inspanning vereist op een niveau waarbij je aanzienlijk sneller gaat ademen en ook wel enigszins zult gaan zweten.
Maar te intensief is ook niet goed want dat stimuleert de suikerverbranding.
Opvallend en niet algemeen bekend is dat je spieren bij inspanning glucose kunnen opnemen zonder insuline. Door te trainen op een juist niveau leren je spieren weer om naast de glucose meer vetten te gebruiken als brandstof. Dat spaart de glycogeenvoorraden zodat je meer energie krijgt.
Het opbouwen van een goede conditie helpt de glucoseresistentie terug te dringen.
Lees Energievoorziening.
Met een submaximale inspanningstest kan het juiste trainingsniveau (hartslag) bepaald worden. Door driemaal per week te trainen rond die hartslag zal je conditie, en daarmee je energie, snel verbeteren. En het beïnvloedt de insulineresistentie in gunstige zin.
Het kan uiteraard ook helpen bij het afvallen, al zal je van alleen de training niet snel afvallen. Bij training moet je, zeker als je overgewicht hebt, in eerste instantie denken aan fietsen op een hometrainer of eventueel buiten.